Kaders informele zorg
Laatst bijgewerkt op: 09-07-2024
Mag een mantelzorger zijn vrouw een injectie geven? Kan een vrijwilliger in een verpleeghuis insuline toedienen bij een cliënt? Zorgorganisaties hebben grote interesse om samen te werken met informele zorgverleners. Tegelijk roept het onderwerp veel vragen op. Wat mogen naasten en vrijwilligers wel en niet doen? Wie is er verantwoordelijk en aansprakelijk? De essentie: er zijn wetten en juridische aspecten waar zorgorganisaties rekening mee moeten houden. Tegelijkertijd is er vaak meer mogelijk dan zij denken. Bekijk de inzet van informele zorgverleners als iets positiefs: naasten kennen de cliënt het beste. Samen zorgen is een uitgelezen kans om de kwaliteit van leven te verhogen.
Bij de langdurige zorg zijn naasten en vrijwilligers tegenwoordig bijna onmisbaar. Zorgorganisaties kijken vaak naar wat mogelijk is met hulp van informele zorgverleners. Het tekort aan zorgpersoneel en de toenemende zorgvraag spelen hierbij natuurlijk een rol. Maar samenwerken met mantelzorgers, familie, vrienden en vrijwilligers is – als het goed is – meer dan het oplossen van een arbeidsmarktprobleem. Bij persoonsgerichte zorg staan immers de cliënt en zijn sociale netwerk centraal. De naaste kent de cliënt en weet bijvoorbeeld precies hoe deze benaderd wil worden of hoe zijn dagritme eruitziet. Voor de cliënt kan het daarom heel prettig zijn als de naaste een belangrijke rol speelt in de zorg. Hoe meer een cliënt en de informele zorgverleners zelf doen, hoe zelfstandiger zij vaak hun leven kunnen vormgeven. Zolang zij zich maar gesteund voelen door de zorgorganisatie.
Geen belemmeringen in huidige wet- en regelgeving
De huidige wet- en regelgeving staat de inzet van de informele zorgverleners niet in de weg. Dat blijkt uit ‘Grenzen verkennen anno 2024’. Deze notitie van het programma ‘Waardigheid en trots voor de toekomst’ laat zien met welke wetten en juridische aspecten zorgorganisaties rekening moeten houden. Ook het webdossier Inzet Personeel in de zorg van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd ziet geen belemmeringen in de huidige wet- en regelgeving.
Eerder signaleerde de Raad Volksgezondheid en Samenleving (RVS) in het rapport ‘Anders leven en zorgen’ dat er in de praktijk wel allerlei hindernissen bestaan. Zo laten beroepskrachten vaak liever geen taken over aan informele zorgverleners, bijvoorbeeld omdat ze zeker willen zijn van goede naleving van routines en voorschriften. Bovendien interpreteren beroepskrachten de regels vaak zo dat ze aannemen dat veel niet mag. Dat staat de samenwerking met naasten en vrijwilligers in de weg. Dat geldt ook voor de toename aan normen en protocollen voor zorgverleners. Daarnaast is volgens de RVS de waardering voor informele zorg nog minimaal.
De RVS pleit voor een herziening van de relatie tussen formele en informele zorg. Zij moeten samenwerken als een team, waarbij informele zorgverleners niet gezien worden als ‘extra handjes’, maar als gelijkwaardige partners. Beroepskrachten en zorgorganisaties zijn volgens de RVS aan zet om ruimte te geven aan naasten en vrijwilligers in de zorg. Een meer ‘hybride’ zorgsysteem is nodig, waarbij betaalde, onbetaalde, georganiseerde, niet-georganiseerde en meer en minder vrijwillige zorg samenwerken.
Voorbeeld uit de praktijk
In de praktijk zijn al inspirerende voorbeelden te zien van informele zorgverleners die samenwerken met zorgorganisaties. Zo werkt Mantelzorger Jan Perlee op een gelijkwaardige manier samen met beroepskrachten om zijn vrouw in het verpleeghuis de beste zorg en ondersteuning te bieden.
Mantelzorger Cor verzorgt zijn vrouw thuis met hulp van de thuiszorg.
Verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid
Hoeveel ruimte hebben zorgorganisaties om de zorg te delen met informele zorgverleners? Wat zijn de wettelijke kaders en juridische aspecten van samenwerken met informele zorg? De Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) beschermt cliënten tegen ondeskundig en onzorgvuldig handelen. De wet geldt alleen voor professionals en niet voor cliënten en naasten. Omdat zij dit niet beroepshalve doen, mogen mantelzorgers voorbehouden medische handelingen uitvoeren. Voorwaarde is wel dat zij hiervoor de expertise hebben en dat de cliënt hiermee instemt.
De Wet BIG bepaalt daarbij wie aansprakelijk is als het misgaat. Voor vrijwilligers geldt dat zorgorganisaties verantwoordelijk en aansprakelijk zijn voor het handelen van vrijwilligers. Naasten zijn zelf verantwoordelijk voor de mantelzorg die zij verlenen, thuis, maar ook binnen het verpleeghuis en het ziekenhuis. Als er iets misgaat, zal de inspectie de mantelzorger niet aanspreken op de fout. Dit gebeurt alleen als de mantelzorger met opzet fouten maakt.
Toezichthoudende rol
Volgens de Wet BIG hebben zorgorganisaties een toezichthoudende rol richting naasten en vrijwilligers. Zij moeten controleren of de informele zorgverleners de taken die zij op zich nemen, goed kunnen uitvoeren. Zorgorganisaties bepalen of training nodig is en moeten net zo lang met hen oefenen tot duidelijk is dat de informele zorgverleners de handeling zelfstandig kunnen uitvoeren. Verder moeten zorgorganisaties regelmatig de zorg bespreken met naasten en vrijwilligers. Als het misgaat, zijn zorgorganisaties alleen aansprakelijk als ze tekort zijn geschoten in deze toezichthoudende rol.
Verwarring over de verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid kan ervoor zorgen dat zorgorganisaties terughoudend zijn in het samenwerken met informele zorgverleners. Vooral als zorgorganisaties denken verantwoordelijk te zijn voor alles wat onder het dak van hun instelling gebeurt. Maar zo'n vergaande aansprakelijkheid kent het recht niet.
Downloads