Financiering digitale zorg: op basis van prestaties of all-in tarief

Het begint met te beseffen dat er twee type financieringen zijn:

1. Financiering op basis van prestaties
2. Financiering bij een all-in tarief  

Financiering op basis van prestaties  

Hier gaat het om feiten. Voldoet een zorgtechnologie aan de regels van een wet, dan weet je bij welk ‘loket’ je moet zijn: 

• Heeft de cliënt een Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) indicatie? Dan bepaalt de gemeente welke zorgtechnologie vergoed wordt en welke niet.
• Heeft de cliënt een indicatie wijkverpleging uit de Zorgverzekeringswet (Zvw)? Je kunt dan bij de zorgverzekeraar terecht voor een overzicht welke technologieën je voor welk bedrag kunt declareren. 
• Heeft de cliënt een Wet langdurende zorg (Wlz), modulair pakket thuis (MPT) of persoonsgebonden budget (PGB) indicatie? Dan heeft het zorgkantoor een overzicht welke technologieën je voor welk bedrag kunt declareren.

Elke wet heeft een eigen doel. Daar moet de zorg en dus de zorgtechnologie aan voldoen. In de Factsheet Financiering zorgtechnologie krijg je een helder overzicht van onder andere het doel, voorbeelden van wat onder de wet valt, wie zorgt voor bekostiging en de aanvraagprocedure.

Op de Kennisbank Digitale Zorg kun je per zorgtechnologie ook zien wat de financieringsmogelijkheden zijn.

Financiering bij een all-in tarief

Onder de Wlz vallen, naast MPT en het PGB, nog twee verzilveringsvormen: 

• Volledig pakket thuis (VPT)
• Instelling (intramuraal)

Hier krijg je als zorgorganisatie een all-in tarief, waarbij jij verantwoordelijk bent voor alle zorg en ondersteuning die de cliënt nodig heeft. Daar valt dus ook de inzet van digitale zorg onder.

Je moet hier zelf keuzes maken over hoeveel je waaraan besteedt. Dat levert vaak vragen op als: wat hebben we, bij onze organisatie of per cliënt, minimaal aan budget nodig voor digitale zorg? En wat is reëel als je meer technologieën wilt inzetten?